Hendrik Jan, de broer van onze Christiaan is gedurende 11 jaar burgemeester van Den Ham geweest. Den Ham was in die dagen niet wat het nu is, een behoorlijke plaats. In die dagen waren er maar 121 gezinnen. Een gemeentehuis was er bijvoorbeeld nog niet eens

lijst van burgemeesters

Uit een boek dat we vonden in de bibliotheek "Ontsloten verleden van Den Ham" het volgende--" Spoedig na het aantreden van de tweede burgemeester Hendrik Jan Harwig in 1833, werd de behoefte gevoeld aan een provisioneel (= voorlopig) gemeentehuis en " ene secretarie ter bewaring der stukken" Men voorzag daarin nog in 1833 door enige ruimte te huren van de burgemeester. - huurprijs f 50,- per jaar - en schafte tevens een kast en stoelen aan voor dit "gemeentehuis", kosten f 49,- In de raadsvergadering van 20 juni 1835 deelt de burgemeester echte mede dat hij zijn woning slechts kan huren tot 1 november 1836; stelt de raad dan voor de keuze, omdat hij in het dorp geen andere geschikte woning kan huren, of van gemeentewege een woning voor hem te bouwen inclusief een secretarie of in een door hem zelf gebouwde ruimte voor een secretarie te huren tegen een prijs van f 100,- per jaar. De raad kiest voor het laatste, omdat het eerste te kostbaar werd geacht.

Bekend is het verhaal van ruzie met de predikant, H.L.C.E. Bakker. Uit genoemd boek letterlijk:" Op 12 augustus 1839 komt in de de gemeenteraad ter sprake het adres van de hervormde kerkenraad aan de gouverneur der provincie, om hulp tegen " Lauwheid en laksheid" van het gemeentebestuur. Als voorbeeld daarvan worden genoemd de ergerlijke lichtzinnigheden waarin de zondagen (speciaal de zondagen na de kermis) doorgebracht in Den Ham, als gevolg waarvan in 1838 de predikant zelfs een keer de preekstoel moest verlaten en waartegen het gemeentebestuur niets doet. De gemeenteraad verwondert zich bij de de behandeling van dit adres (dat door de gouverneur - tegenwoordig spreekt men van commissaris der Koningin) aan de raad was gezonden om daarover aan hem advies uit te brengen, over de opmerkingen van de kerkeraad. Men constateert niet zonder humor, dat het adres aan de gouverneur o.a. is ondertekend door iemand die bij de geboorteaangiften steeds zei niet te kunnen schrijven en men vraagt zich af: bedoeld de kerkeraad met het verzoek om hulp dat de gemeenteraad maar een tapverbod voor de zondagen moet invoeren? Dan lijkt het de raad maar beter de drankverkoop geheel te verbieden, want alleen zondags wordt er verdiend. Dat zou zeker geen redelijke maatregel zijn, op het verzoek van de kerkeraad vindt de gemeenteraad. Of, vraagt men zich af: bedoeld de kerkenraad, dat alle zaken op zondag gesloten moeten zijn? daar tegen moet de gemeenteraad dan aanvoeren dat men eerst de hand maar eens in eigen boezem moet steken, want drie kerkeraadsleden hebben een winkel en verkopen daaruit ook op zondag! De gemeenteraad spreekt dan ook als oordeel uit, dat helemaal geen specifieke maatregelen nodig zijn in Den Ham. En, wat zegt de raad over de aangevoerde ergerlijke lichtzinnigheden? De gemeenteraad vindt, dat het met de door de kerkeraad bedoelde ergerlijke lichtzinnigheden nogal meevalt. Enigszins farizëistisch bericht men aan de gouveneur, dat alleen de mensen die van verre naar de kerk komen na de kerkdiensten naar de herbergen gaan. De jongelui gaan 's zondagsavonds naar de herbergen, maar ook dan is er niets aan de hand!

De zondag na de kermis is een aankleefsel daarvan, met andere woorden, die zondag wordt beschouwd als een kermis dag, de kramen zijn dan ook open, maar toch tijdens de kerkdiensten gesloten. In 1838 is op verzoek van de kerkeraad al wijziging in dit gebruik gebracht en is de kermis al 's zaterdags afgebroken. De veldwachter heeft er toen op toegezien dat de tapperijen tijden de kerkdienst gesloten bleven.

Ook voor het verlaten van de preekstoel door de dominee in dat jaar heeft de raad een verklaring. Tijdens de kerkdienst reed een ruiter langs het kerkgebouw. Zijn paard was ergens van geschrokken en begon daarop te steigeren, kinderen begonnen bang te worden en schreeuwden. Dat was voor de dominee aanleiding om de dienst te beëindigen!

Al met al dus geen redenen voor de kerkeraad om zich over " lauwheid of laksheid" van het gemeentebestuur te beklagen. Hoewel men deze conclusie moet laten voor rekening van de raad, die deze trok, is men thans geneigd de wenkbrauwen te fronsen en enkele vraagtekens te plaatsen! Maar zo vlot als de gemeenteraad concludeert is hij (Hendrik Jan) toch niet van de kerkeraad af. Reeds in de volgende raadsvergadering- gehouden op 29 augustus 1839 -komt ter sprake het verzoek van de kerkeraad aan de gouverneur om aan het gemeentebestuur te bevelen, dat de openbare school - toen staande aan de Brink - weer ter beschikking van het kerkbestuur wordt gesteld tijdens de aan de gang zijn restauratie van het kerkgebouw; de gouverneur had ook dit verzoek om bericht naar het gemeentebestuur gezonden.

Nu zijn de rapen helemaal gaar vindt de raad!!

De hier beschreven toestanden zijn voor Hendrik Jan Harwig aanleiding geweest om de pijp aan Maarten te geven. Na zijn ontslag is hij per direct vertrokken naar Almelo alwaar hij landbouwer werd en tenslotte overleed.

Terug naar generatie 4